Een cilinder bestaat uit 3 delen:: de bodem, de deksel en de zijkant (dit noemen ze de mantel). Van deze delen gaan we apart de oppervlakte berekenen::
De bodem is een cirkel, de oppervlakte van een cirkel is straal x straal x pie. De straal is de helft van de diameter (doorsnede) en we noemen de straal in de wiskunde ook wel R (van Radius).
De deksel is precies even groot als de bodem, het antwoord van de bodem is dus hetzelfde als die van de deksel! LET OP:: soms moet je de oppervlakte berekenen van een cilinder zonder deksel (denk aan een prullenbak).
Het tussenstuk wordt een rechthoek als je deze zou openvouwen. Kijk maar naar de tekening hier onder::
De oppervlakte van een rechthoek is lengte x breedte. De lengte is hetzelfde als de hoogte van de cilinder, de breedte is hetzelfde als de omtrek van de bodem van de cilinder. Lengte x breedte wordt dan:: diameter x pie x hoogte.
De drie delen tel je daarna bij elkaar op en je hebt de oppervlakte van de cilinder berekend!
Geen opmerkingen:
Een reactie posten